Heden een en twintig Mei negentienhonderd twee en veertig zijn voor mij, Ambtenaar van den burgerlijken stand der gemeente Breda, verschenen, ten einde een huwelijk aan te gaan: van Achterberg, Cornelis Antonius, oud negen en dertig jaren, veehandelaar, geboren en wonende te Breda, meerderjarige zoon van van Achterberg, Wilhelmus Maurits en Nerrings, Thijsje, beiden zonder beroep en wonende te Breda en Hollanders, Jacoba Maria, oud negen en dertig jaren, zonder beroep, dochter van Hollanders, Jacobus, overleden en van van Heurck, Maria Ludovica, zonder beroep, wonende te Breda.
De afkondiging van dit huwelijk heeft zonder stuiting plaats gehad alhier op Zaterdag achttien April dezes jaars.
Nadat bruidegom en bruid verklaard hadden, dat zij elkander aannemen tot echtgenooten en dat zij getrouwelijk al de plichten, door de wet aan den huwelijken staat verbonden, zullen vervullen, heb ik, in naam der wet, verklaard, dat zij door het huwelijk aan elkander zijn verbonden.
Als getuigen waren tegenwoordig: Hollanders, Franciscus, oud zes en veertig jaren, vertegenwoordiger, wonende te Breda, broeder der bruid, Manning, Johannes, oud negen en vijftig jaren, smid, wonende te Breda, zwager der bruid.
Waarvan akte, welke is voorgelezen.
