In het jaar een duizend Acht honderd drie en zestig, den negenden december, kompareerde voor ons Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente BREDA, Provincie Noordbrabant, ten Gemeentehuis en in het openbaar, Everhardus Adrianus Becking, sergeant bij het zesde regiment Infanterie, oud vijf en dertig jaren, geboren te Amsterdam, wonende te Breda, meerderjarigen zoon van Johannes Becking en van Henriette Breukelaar, beiden overleden; en wel in het gebouw van het garnizoens hospitaal alhier, vermits de komparant bruidegom uit hoofde voor ziekte buiten […] is, zich naar het huis de Gemeente te begeven; blijkens verklaring afgegeven door twee Officieren van Gezondheid der eerste klasse, te Breda woonachtig, met de geneeskundige dienst in het garnizoens hospitaal belast, welke verklaring is geregistreerd te Breda, onder nummer duizend drie en twintig, den zevenden december achttien honderd drie en zestig , deel zes en vijftig, folio honderd zes en tachtig […], […] vijg, een blad zonder […] door den ontvanger Pels-Rijcken;
en Maria van Achterberg, zonder beroep, oud twee en veertig jaren, geboren te Raamsdonk, wonende te Breda, meerderjarige dochter van Maurits van Achterberg, en van Anna Catharina Ronkel, beide overleden;
En hebben de komparanten aan ons overgelegd: voor eerst hunne geboorte-[…]; ten tweede een Certificaat, afgegeven door den Heer Comissaris des Konings in de Provincie Noordholland, waaruit blijkt dat de bruidegom aan de wet op de Nationale Militia voldaan heeft; ten derde eene schriftelijke toestemming van dit huwelijk van Heer Kolonel, kommandant van bovengemeld regiment; ten vierde bovenaangehaalde geregistreerde geneeskundige verklaring; en ten vijfde eene dispositie voor den Heer Officier van Justitie bij de Arrondissements Regtbank te Breda; van den vierden december dezes jaars, houdende dispensatie voor de tweede huwelijks-afkondiging.
[…] hebben […] aans ons verklaard bij deze te erkennen het kind genoemd Henrietta Catharina van Achterberg, geboren te Breda, den achttienden october, achttien honderd twee en zestig, blijkens geboort-extract hierbij overgelegd; en hetzelve ingevolge de wet als wettig te willen hebben […].
Welke komparanten ons verzocht hebben, alsnu te willen overgaan tot het plegtig vieren van het door hen voorgenomen Huwelijk, waarvan de afkondigingen zijn gedaan voor den ingang van ons Gemeetehuis, te weten: op zondag den zesden dezer maand, om twaalf ure des middags, blijkens certificaat hierbij overgelegd.
En dewijl er ons geene tegenkantig tegen hetzelve is bekend gemaakt, zoo is het dat wij, regt doende aan hun verlangen, hun in het openbaar hebben afgevraagd, of zij elkander aannemen tot echtgenooten, en getrouwelijk zullen vervullen alle de pligten welke door de Wet aan den Huwelijken staat verbonden zijn, hetwelk door hen bevestigend beantwoord zijnde, hebben Wij in naam der Wet verklaard, dat Everhardus Adrianus Becking en Maria van Achterberg door den echt aan elkander zijn verbonden.
Waarvan door ons akte is opgemaakt, in tegenwoordigheid van de nagenoemde zes getuigen, overeenkomstig artikel honderd twee en dertig van het burgerlijk wertboek, te weten, Leendert van Achterberg, boekbinder, oud twee en dertig jaren, Gerrit van Achterberg, dagloner, oud acht en dertig jaren, beide broeders van de bruid; Johan Frederik Christiaan Demag(?), oud negen en twintig jaren, Hendrik Mulder, oud zeven en twintig jaren; en Gerardus Hendrik Peijster, oud zeven en twintig jaren, de vier laatsten geemploijeerden im het garnizoens hospitaal, allen wonende te Breda, dewelke […] voorlezing deze met ons, en de kontrakterende partijen geteekend hebben, wordende goedgekeurd de doorhaling der woorden ten Gemeentehuis en, in den derden en vierden regel der eerste bladzijde dezer akte.

